Hoeloebalang

De oelèëbalang Wabil met volgeling (Atjeh) TROPENMUSEUM TMnr 10001702

Hoeloebalang (ook: oeloebalang; Indonesisch en Maleis: hulubalang; in Jawi: هولوبالڠ) is de Maleise aanduiding voor een aanvoerder in de strijd. Tegenwoordig betekent het zo veel als commandant in het leger. Daarnaast zijn er ook afgeleide betekenissen ontstaan: bestuurder van een bepaald gebied, functionaris bij de politie of lijfwacht.

Herkomst van het woord

Het woord is een samenstelling van twee woorden. Het eerste is het oude Maleise woord (h)ulu dat "hoofd" betekent. Het tweede is het Sanskriet bala (बल), in het algemeen "kracht", maar ook meer specifiek "troepen" of "leger". Het duidt dus de voornaamste strijder aan: de voorvechter of de kampioen, de aanvoerder of het legerhoofd.[1][2]

Oorspronkelijke rol

Oorspronkelijk waren hoeloebalangs de meest bedreven vechters in dienst van Maleise vorsten en hun familie. Zij konden als kampioen voor het vorstenhuis in het krijt treden, functioneren als hun beveiligers, aanvallen doen op hun vijanden of in hun opdracht tegenstanders of gijzelaars ontvoeren.[3]

Commandant in Maleisische staten

De Maleise Kronieken (Maleis: Sejarah Melayu) vermelden dat het sultanaat Singapore in de veertiende eeuw boven de hoeloebalangs ook een hoofd-hoeloebalang (hulubalang besar) aanstelde: de Tun Tempurung Gemerentak.[4] Hoeloebalangs onder een hoofd-hoeloebalang vormden tot de koloniale periode ook de kern van de defensie van het sultanaat Malakka.[5] In sommige Maleise staatjes was hoeloebalang de titel van een van de hoogste bestuurders.[6] De hoogstens honderd personen die als onderscheiding werden opgenomen in de tot 1989 bestaande vierde klasse van Orde van de Kris van Staat van Perak kregen de rang hulubalang.[7] Het sultanaat Brunei kent nog een traditioneel niet-adellijk ambt manteri hulubalang.[8]

Oelèëbalang in Atjeh

In de 17e eeuw wees de sultan van Atjeh, Iskander Moeda, de hoofden binnen het sultanaat aan als zijn hoeloebalangs om meer invloed over hen te kunnen uitoefenen. Zij bleven zich beijveren om de positie van hun eigen geslacht te versterken en zo min mogelijk afhankelijk te zijn van de sultan. De Atjehse oelèëbalang was daarmee vooral de voornaamste bestuurder van een gebied, een moekim. Zij verkregen inkomsten uit pepertuinen, waar zij de bevolking in herendiensten liet werken. Verder gingen zij ook over leven en dood, huwelijk en berechting over hun onderdanen. Dit kon tot verzet bij de bevolking leiden.[9]

Daarnaast verleende de sultan de titel soms als eerbewijs aan belangrijke functionarissen, zonder dat zij een aan het hoofd van een gebied stonden, de oelèëbalang pòteu.[10]

Tijdens de Atjehoorlog ondervonden de Nederlandse troepen die dit sultanaat tussen 1870 en 1918 veroverden veel tegenstand van de fanatieke plaatselijke oelèëbalang.

In de koloniale periode wees het Nederlands-Indische gouvernement oelèëbalangs aan, ongeveer op de manier waarop dat op Java met regenten gebeurde.[6]

Politieman in Minangkabau

In Minangkabau had op lokaal niveau elke soekoe een doebalang die als schout of politieman optrad. Hij had vooral een taak als er geweld gebruikt moest worden.[11] Dit woord is een verbastering van hoeloebalang.[12][13] Deze functiebenaming bleef binnen de gemeenten binnen Sumatra's Westkust in Nederlands Indië gehandhaafd.[14]

Lijfwacht

In het spraakgebruik ontstond ook de betekenis van "lijfwacht". Voormalige inheemse soldaten die zich lieten inhuren om mensen te beveiligen werden ook oloebalang of doeb(e)lang genoemd.[15][16]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Maxwell, W.E. A Manual of the Malay language 8e druk (1907) Kegan Paul, Trench, Trübner, & Co, London; p. 12; geraadpleegd 2015-04-19
  2. bala op site SpokenSanskrit (online woordenboek Sanskriet); geraadpleegd 2015-04-19
  3. Grave, J.-M. de & D.S. Farrer "Silat" in: Green, T.A. & J.R. Svinth (eds.) Martial Arts of the World: An Encyclopedia of History and Innovation deel 2 (2010) ABC-CLIO, Santa Barbara CA USA; p. 325; ISBN 9781598842432; geraadpleegd 2015-04-19. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
  4. Malay Annals; p. 49; geraadpleegd 2015-04-19
  5. "Political System in Malaya During the Malaccan Sultanate (1400 AD-1511 AD)" in Politics op site: Travel Guide to Malaya; geraadpleegd 2015-04-19. Gearchiveerd op 5 maart 2016.
  6. a b Lith, P.A. van der e.a. (eds.) Encyclopedie van Nederlandsch-Indië. deel 3 (1896) Brill, 's-Gravenhage; p. 554
  7. Informatie over onderscheidingen op de site van de regering van Perak; geraadpleegd 2015-04-20
  8. Wahsalfelah, S.N. Haji Traditional woven textiles : tradition and identity construction in the 'new state' of Brunei Darussalam (2005) proefschrift University of Western Australia pp. 17, 42; geraadpleegd 2015-04-19
  9. Paul van 't Veer De Atjeh-oorlog (1969) De Arbeiderspers, Amsterdam; p. 190
  10. Snouck Hurgronje, C. De Atjehers deel I (1893) Landsdrukkerij, Batavia; pp. 4-9, 92-96 e.v.
  11. Aken, A.Ph. van De Minangkabausche Nagari (1915) N.V. UItgeversmaatschappij Papyrus, Batavia; p. 139-142; geraadpleegd 2015-04-19
  12. Veth, C.J. "De volksinstellingen der Padangsche bovenlanden." in: De Gids. deel 4 (november 1871) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 328; geraadpleegd 2015-04-19
  13. Teeuw, A. "hulubalang, 4" in: Indonesisch-Nederlands Woordenboek. 6e druk (2009) KITLV, Leiden; ISBN 9789067181006; p. 278
  14. "Inlandsche Gemeente-ordonnantie voor Sumatra's Westkust, art. 12 Het dagelijksch bestuur, onder g." in: Kleintjes, P. (ed.) Wetten en verordeningen betreffende de staatsinrichting van Nederlandsch-Indie (1927)J.H. de Bussy, Amsterdam; p. 411; geraadpleegd 2015-04-19
  15. Pijnappel, J. Maleisch-nederduitsch woordenboek (1863) Joh. Enschedé en zn., Haarlem; p. 229; geraadpleegd 2015-04-19
  16. Veth, P.J. "Oostersche woorden in de Nederlandsche taal." in: De Gids. jrg. 31, deel I (maart 1867) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 425; geraadpleegd 2015-04-19