Klein schriftmos
Klein schriftmos | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Opegrapha niveoatra (Borrer) J.R. Laundon (1963) | |||||||||||||
Synoniemen | |||||||||||||
Opegrapha subsiderella | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Klein schriftmos op Wikispecies | |||||||||||||
|
Het klein schriftmos (Opegrapha niveoatra) is een schriftmos behorend tot de familie Opegraphaceae. Het komt voor harde of uitgeharde, neutrale en basische schors in berm- en bosgebied van gebieden met een vochtig klimaat. Onder andere op es, wilg, populier, iep, linde of zomereik. Dit schriftmos leeft in symbiose met de alg Trentepohlia.
Kenmerken
Het thallus is dof, vrij dun, soms geheel in de schors ingezonken, glad, zonder duidelijke prothallus. Het oppervlak is wit tot grijs of olijfbruin. Het thallus vertoont de volgende kenmerkende kleurreacties: K-, C-, KC-, P-. De ascomata (schrifttekens) staan verspreid of aangrenzend, eenvoudig, recht, gebogen of stervormig en meten 0,3-1,5 × 0,1-0,2 mm.
De asci meten 40-55 × 11-13 µm. De ascosporen zijn naaldvormig tot spoelvormig, recht of licht gebogen, hyaliene, 4-7(-8)-septaat en meten (18-)20-27(-30) × 2,5-4 µm. De pycnidiën zijn altijd aanwezig. De pycnosporen zijn sterk gekromd en meten 4-8 × 1-1,5 µm. Door deze korte gekromde pycnosporen onderscheidt het zich van het wit schriftmos (Opegrapha vulgata). Bovendien zijn bij het wit schriftmos de pycnosporen langer en dunner.
Verspreiding
Het klein schriftmos komt voor in Europa, Noord-Amerika (westkust) en Noord-Afrika. In Nederland komt het vrij algemeen voor. Vooral in west en noord Nederland komt het vaak voor. Het is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst.
- Ascospore
- BLWG Verspreidingsatlas Korstmossen
- (en) Index Fungorum
- (en) Consortium of North American Lichen Herbaria